Risico's en relatieve contraindicaties

  1. Aanwijzingen epilepsie
  2. Slaapproblemen
  3. Tics en Tourette
  4. Risico op misbruik
  5. Suïcidaliteit
  6. Zelfverwonding
  7. Psychose (ook 1ste graadsfamilie)
  8. Leverlijden



1. Aanwijzingen epilepsie

Epilepsie is geen tegenaanwijzing voor gebruik van stimulantia, als de epilepsie onder controle is. Als de epilepsie niet onder controle is, moet er eerst advies gevraagd worden aan de kinderneuroloog. ADHD-medicatie mag gegeven worden, maar de frequentie en ernst van de epilepsie-aanvallen moet van nabij opgevolgd worden. Als er een toename is, moet de medicatie gestopt worden. Bij een eerste epilepsie-aanval tijdens gebruik van stimulantia moet de medicatie gestopt worden en is er kinderneurologisch onderzoek nodig. Er zijn geen aanwijzingen dat stimulantia of atomoxetine epilepsie-aanvallen kunnen uitlokken bij iemand die geen epilepsie heeft. Een EEG voor het starten van medicatie is niet nodig.


2. Slaapproblemen

Slaapproblemen komen frequent voor bij kinderen met ADHD, ook als ze geen medicatie gebruiken. Comorbide stoornissen hebben soms een bijkomend negatief effect op de slaap. Slaapstoornissen beïnvloeden omgekeerd ook de uiting van ADHD en comorbide stoornissen.

Een anamnese van de slaapgewoontes en van mogelijke slaapproblemen is noodzakelijk. Je kunt hierbij gebruik maken van de Slaapgewoonten Vragenlijst (Children’s Sleep Habits Questionnaire, Owens et al, 2000).

Bevraag zeker volgende aspecten

  • weerstand tegen slapen    
  • inslaapproblemen
  • doorslaapproblemen
  • moeilijk opstaan
  • apneu
  • restless legs                   


APNEU     

Signalen                 

  • Frequent snurken (> 3 keer per week)
  • Moeizaam ademen tijdens de slaap
  • Soms ’s nachts stoppen met ademen, gevolgd door snakken naar adem met een snurkend geluid
  • Bedplassen
  • Slapen in een zittende houding of met overgestrekte nek
  • Cyanose
  • Hoofdpijn bij wakker worden
  • Slaperig overdag
  • ADHD-kenmerken
  • Leerproblemen

Klinisch onderzoek

  • Onder- of overgewicht
  • Grote tonsillen
  • Adenoid gezicht
  • Micrognathie/retrognathie
  • Spitsboogvormig gehemelte
  • Failure to thrive
  • Hoge bloeddruk



CRITERIA RESTLESS LEGS SYNDROME BIJ KINDEREN

1. Het kind voelt een drang om de benen te bewegen. Dit gaat meestal gepaard met een oncomfortabel, onprettig gevoel in de benen.

2. De drang om te bewegen of het onprettig gevoel nemen toe bij inactiviteit zoals liggen of zitten.

3. De drang om te bewegen of het onprettig gevoel nemen toe of komen enkel voor ’s avonds en ’s nachts.

4. De drang om te bewegen of het onprettig gevoel nemen af of verdwijnen zelfs zolang het kind blijft bewegen, zoals rondwandelen of stretchen.



3. Tics en Tourette

Ticstoornissen zijn geen tegenaanwijzing om stimulantia te gebruiken. Over het algemeen nemen tics niet toe tijdens het gebruik van stimulantia, maar in individuele gevallen kan er wel een opvallende toename zijn. Nauwkeurige opvolging van de evolutie van de tics tijdens de behandeling gedurende een drietal maanden is nodig, omdat tics spontaan toe- en afnemen in de loop van de tijd. In overleg met ouders en kind moet dan bekeken worden of de voordelen van de ADHD-behandeling groter zijn dan de nadelen ten gevolge van de toename van de tics. Als de nadelen groter zijn, wordt de medicatie gestopt en kan er eventueel gestart worden met guanfacine of atomoxetine.

Als er een familiale voorgeschiedenis is van tics, zou het kunnen dat het kind voor het eerst tics krijgt na het starten van stimulerende medicatie. Bij een positieve familiale voorgeschiedenis is geïnformeerde toestemming van de ouders nodig vooraleer medicatie begonnen wordt. 



4. Risico op misbruik

ADHD vormt een risico-factor voor middelenmisbruik. Een familiale en persoonlijke anamnese van middelenmisbruik is nodig. Bij een persoonlijk of familiaal risico op misbruik, foutief gebruik of doorgeven, is van nabij monitoren van het gebruik van de ADHD-medicatie noodzakelijk. Eventueel kan de voorkeur gegeven worden aan langwerkende medicatie omdat die minder gemakkelijk kan gesnoven of ingespoten worden en meer controle door de ouders toelaat. Bij hoog risico kan er gekozen worden voor atomoxetine of guanfacine.



5. Suïcidaliteit 

Bij de psychiatrische evaluatie moet er ook onderzoek gebeuren naar suicidale uitingen. Eventueel kan de Columbia Suicidality Severity Rating Scale (CSSR) hiervoor gebruikt worden. Als er een voorgeschiedenis is van depressie, suicide-pogingen en/of suicidale uitingen, moet goed opgevolgd worden of deze problemen opnieuw opduiken onder behandeling met ADHD-medicatie (zowel stimulantia als atomoxetine en guanfacine). Ouders en zorgverleners moeten verwittigd worden dat ze dit zeer goed moeten opvolgen. Als deze problemen zich voordoen, moet er bekeken worden of de medicatie moet verminderd of zelfs gestopt worden en of er bijkomende interventies nodig zijn.



6.  Zelfverwonding

Idem suïcidaliteit 



7. Psychose (ook 1ste graadsfamilie)

Als er ooit een psychose is voorgekomen in de persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van het kind of de jongere, moet ADHD-medicatie (zowel stimulantia als atomoxetine en guanfacine) voorzichtig gebruikt worden en moet optreden van psychotische symptomen van nabij opgevolgd worden. Een psychose die begint tijdens een behandeling  met ADHD-medicatie kan een uiting zijn van een onderliggende psychotische stoornis of een bijwerking van de medicatie. De ADHD-medicatie moet onderbroken worden en de psychose moet op de gebruikelijke manier behandeld worden. Als de psychotische episode afgelopen is, kan de medicatie na geïnformeerde toestemming van de ouders voorzichtig opnieuw begonnen worden (“rechallenge”). Nauwgezette opvolging is uiteraard nodig. Een nieuwe psychotische episode na rechallenge is een contra-indicatie tegen verder gebruik van de medicatie.



8. Leverlijden

Als er een voorgeschiedenis is van leverproblemen, mag atomoxetine niet gebruikt worden.

Als er tijdens het gebruik van atomoxetine aanwijzingen zijn voor leverproblemen (algemene malaise, donkere urine, geelzucht), is een bloedname met controle van de levertesten noodzakelijk